Het
is zover. Je kindje krijgt een gewone beker om uit te drinken. Veel ouders
beginnen hiermee als de kleine tussen de zes en acht maanden oud is.
Het
drinken uit een gewone drinkbeker is goed voor de ontwikkeling van de
mondspieren en de ontwikkeling van spraak- en taal.
Elk begin is moeilijk
Drinken uit een gewone beker is even iets anders dan drinken uit een
tuitbeker. Je kindje moet nu proberen de vloeistof aan te zuigen en te doseren.
In het begin zal dat voor een hoop geknoei zorgen. Maar langzaam leert je
kindje het en kan hij zonder hulp uit een gewone beker drinken. Wordt het echte
een kliederboel, dan is een tuitbeker of anti-lekbeker een goede tijdelijke
oplossing.
Oefenen
Hoe later je kindje uit een beker leert drinken, hoe langer het duurt voordat
hij de zuigfles ontwend. In het eerste levensjaar hebben baby’s een grote
zuigbehoefte. Het is daarom helemaal niet erg als je kindje af en toe uit de
fles drinkt.
Geef tussen de maaltijden door je kindje wat water in een beker.
Geef niet te veel drinken, anders verstoor je zijn eetlust. In het begin zal je
de beker vast moeten houden, maar uiteindelijk kan hij de beker zelf
vasthouden. Als je kindje veel morst, kun je in het begin wat dikkere vloeistof
in de beker doen. Denk bijvoorbeeld aan yoghurt of sap met een biscuitje er
door heen.