Een baby van zes maanden oud onthoudt niet
veel van wat hij ziet in de wereld om zich heen. Maar een nieuwe studie toont aan
dat baby’s meer onthouden dan wij denken.
Uit het onderzoek blijk dat als baby’s een voorwerp ‘vergeten’, niet alles uit
hun geheugen verdwijnt.
Experts dachten altijd dat baby’s jonger dan twee jaar niet begrijpen dat een
voorwerp blijft bestaan als ze het niet zien. Maar in de jaren ’80 ontdekten
wetenschappers dat baby’s weten dat er geen voorwerpen verdwijnen als ze ze
niet zien. Dit wordt ook wel objectpermanentie genoemd. Een baby weet dat de dingen om hem heen blijven
bestaan, als hij ze niet meer kan zien.
Maar wat baby’s precies kunnen onthouden was nog niet bekend. Onderzoekers
Melissa Kibbe en Alan Leslie wilden weten wat baby’s precies herinneren over
objecten.
Voor de studie toonden ze zes maanden oude baby’s twee voorwerpen: een schijf
en een driehoek. Deze werden achtereenvolgens achter een scherm verstopt.
Daarna kregen ze een voorwerp weer te zien of verdween een object helemaal.
Door te meten hoe lang de baby’s naar de
voorwerpen keken stelden de psychologen vast hoe verbaasd ze waren. De baby’s
waren niet bijzonder verbaasd dat de vorm achter het scherm was veranderd. Maar
wel als het object helemaal verdween. Kibbe zegt: ‘Ze herinneren zich het
object zelf wel, maar niet de specifieke kenmerken ervan.’
Dit helpt volgens de onderzoekers te verklaren
hoe het jonge brein informatie over voorwerpen verwerkt. Ze vermoeden dat de
hersenen een mechanisme heeft dat werkt als een soort mentale ‘vinger’ die
wijst naar een object. Elke vinger kan slechts één object aanwijzen. ‘Net als de vinger die naar iets wijst, kun je niet zien aan de vinger zelf wat de vorm
is van het voorwerp waar hij naar wijst’, zegt Leslie.