In de eerste weken van je zwangerschap begint de placenta zich te
ontwikkelen. Dit is een zeer belangrijk orgaan. Naast dat het ervoor zorgt dat
je zwangerschap instant blijft, geeft het je baby voeding en zuurstof. De
placenta kan zich op elke willekeurige plek in je baarmoeder nestelen: aan je
buikzijde, rugzijde, boven in de baarmoeder of juist wat verder naar onderen.
Zolang je placenta maar niet te laag zit, dat wil zeggen niet over de
baarmoedermond heen, maakt het niet uit waar hij zit.
De placenta bestaat uit twee delen: de kinderlijke en de moederlijke kant.
Zo blijven de bloedstromen van beide zijdes gescheiden en is er geen contact
tussen het bloed van moeder en kind. De twee kanten worden van elkaar
gescheiden door een vlies. Kleine stoffen, zoals sigarettenrook, kunnen door
het vlies heendringen en zo bij de baby komen. Grotere stoffen worden
tegengehouden door het vlies.
Navelstreng
Aan de placenta zit de navelstreng. Deze loopt naar de baby. De
bloedcirculatie van de baby gaat via de navelstreng naar de placenta en weer
terug naar de baby. Op de weg van de placenta naar je kindje worden
voedingsstoffen, zuurstof en antistoffen meegenomen. Op de terugweg worden
afvalstoffen en koolzuur afgevoerd.
Hormonen
Naast de functie om je baby te voeden en van zuurstof te voorzien, product
de produceert de placenta de hormonen oestrogeen, progesteron, hCG en HPL.
Oestrogeen stimuleert de groei van je baarmoeder, de ontwikkeling van je
bloedvaten en de groei van de melkklieren in je borsten.
Progesteron voorkomt dat je baarmoeder zich sterk kan samentrekken. Aan het
einde van je zwangerschap neemt de productie van progesteron af, zodat je
baarmoeder juist wel kan gaan samentrekken.
Het zwangerschapshormoon hCG wordt al enkele dagen na de bevruchting
aangemaakt. Bij een zwangerschapstest is dit dan ook het hormoon wat aantoont
dat je zwanger bent. Ook zorgt het ervoor dat je voelt dat je zwanger bent. Zo
veroorzaakt het onder andere misselijkheid en vermoeidheid.
HPL is vanaf vier weken zwangerschap aanwezig en voorkomt uitstoting van de
vrucht. De vrucht is immers voor de helft, het gedeelte van wat de vader
afkomstig is, voor jou lichaamsvreemd. Normaal gesproken zal je lichaam deze
stoffen proberen uit te stoffen. HPL voorkomt dit. Verder speelt het hormoon
een rol bij de suikerstofwisseling.